1. Een Europese wetgevingscontext die gunstig is voor de overgang
In september 2015 is de Europese verordening 813/2013 in werking getreden. Deze heeft met name betrekking op de prestaties van ketels in de Europese Unie. Vanaf het begin was het doel om energieverbruikende en milieuonvriendelijke apparaten geleidelijk aan te verbannen uit de handel ten gunste van apparaten met hoge energieprestaties die minder vervuilen. Dit heeft concrete gevolgen voor appartementsgebouwen waar schoorstenen niet altijd ontworpen zijn om zich aan te passen aan nieuwe installaties. We nodigen jou uit om na vijf jaar transitie de balans op te maken.
2. Een geleidelijke implementatie met een ecologisch doel
In het kader van de Europese verordening 813/2013 werden vanaf september 2015 de minst efficiënte ketels geleidelijk aan uit de handel uitgesloten. Deze ontwikkeling heeft verschillende fasen doorlopen:
- - in 2015: lagetemperatuurvacuümketels werden uit de handel genomen;
- - in 2017: toestellen moesten een minimum rendement hebben groter dan of gelijk aan 86%. Uitzonderlijk ketels van het type B1 mochten een rendement hebben van 75%;
- - sinds 26/09/2018: een vereiste is van kracht geworden met betrekking tot de NOx- of stikstofoxide-emissies van ketels. Deze emissies mogen de 56 mg/kWh niet overstijgen. Deze datum duidt dus het einde aan van de atmosferische ketels die deze maximumdrempel niet respecteren.
Om aan deze verordening te voldoen, moeten gasketels daarom een seizoensrendement hebben van meer dan 86% en een uitstoot van stikstofoxiden van minder dan 56 mg/kWh. Condensatiemodellen voldoen aan deze vereisten, maar atmosferische modellen niet. Concreet zijn condensatieketels de norm geworden. Ze voldoen namelijk volledig aan de criteria van de Europese verordening 813/2013. Atmosferische ketels in flatgebouwen moeten op hun beurt geleidelijk aan worden vervangen door condensatieketels wanneer dit technisch mogelijk is.
3. De condensatie neemt toe
De condensatieketel verzekert de verwarming van de woning en de voorziening van het sanitair warmwatercircuit. Dit ketelmodel is milieuvriendelijker omdat het zeer weinig kooldioxide en stikstofmonoxide uitstoot. Bovendien optimaliseert dit model het energieverbruik maximaal.
Het algemene principe van de ketel is dat deze warmte produceert door aardgas te verbranden. In traditionele ketels met atmosferische branders komen de rookgassen en waterdamp - die het gevolg zijn van de verbranding van aardgas - vrij in de atmosfeer zonder dat ze worden gebruikt voor energieopwekking. Dit is onder meer het geval voor individuele type B1-apparaten waarmee veel Belgische appartementsgebouwen nog zijn uitgerust.
De condensatieketel recupereert op haar beurt deze rookgassen. Ze koelt de rookgassen af om waterdamp te produceren en condenseert deze om te profiteren van zijn thermische energie. De condensatieketel zorgt met andere woorden voor een efficiëntere verwarming dan zijn atmosferische tegenhanger. Dit vertaalt zich in een lagere factuur en besparingen op energiekosten. Bovendien wordt er minder gebruik gemaakt van fossiele brandstoffen zoals aardgas, wat het broeikaseffect in het algemeen vermindert en gunstig is voor het milieu. Tegenwoordig zijn de overgrote meerderheid van de ketels op de markt condensatieketels.
4. Een hoofdbreker voor het vervangen van ketels
Een ketel die nog altijd correct functioneert en die voldoet aan de vereisten inzake verbrandingsgasemissies die voorzien worden door de EPB-verwarmingsregelgeving moet niet worden vervangen. Wanneer de dag anderzijds aanbreekt, zal de keuze voor een condensatieketel (met hoge energieprestaties) voorrang moeten krijgen omdat dit de enige is die volledig voldoet aan de vereisten van de Europese verordening 813/2013.
Indien het technisch niet mogelijk is om over te schakelen naar een condensatiemodel, dan is een atmosferische lagetemperatuurketel van het type B1 of lage NOx-gasketel mogelijk. Deze laatste is door fabrikanten ontwikkeld om te voldoen aan de EcoDesign-richtlijn (cf. eerste voetnoot op de eerste pagina). De ketel moet een verbrandingsrendement van minimaal 75% hebben en buiten slaap- en badkamers worden geplaatst. Deze oplossing maakt het dus mogelijk om eenvoudig de bestaande ketels te vervangen zonder grote werkzaamheden aan de rookgasafvoerkanalen. Dit is onder meer het geval bij ketels die in appartementen zijn geïnstalleerd en zijn uitgerust met een bestaand collectief rookgasafvoerkanaal (met name van het type Shunt).
Sinds 1 januari 2019 mogen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ketels van het type B1 echter enkel geplaatst worden op collectieve gasverbrandingsafvoerkanalen in gebouwen waarvoor het aanvraag voor een bouwvergunning dateert van voor 01/01/2019. En dit in overeenstemming met de nieuwe bepalingen die voorzien worden door de EPB-verwarmingsreglementering. De andere twee gewesten (Vlaanderen en Wallonië) voldoen aan de Belgische norm NBN 61-002.
5. Het tijdelijk samenleven van verschillende systemen
Er zijn bepaalde overgangsoplossingen die het mogelijk maken dat individuele atmosferische lagetemperatuurketels of lage NOx-ketels naast condensatieketels kunnen bestaan. Ze vereisen ofwel de installatie van afzonderlijke afvoerkanalen, ofwel de ommanteling van de schoorsteen en de plaatsing van een afzuigkap boven de schoorsteen, evenals verschillende veiligheidsvoorzieningen ter hoogte van de ketels. Deze overgangsoplossingen zijn echter vaak financieel minder aantrekkelijk dan het vervangen van het geheel aan ketels door condensatieketels.
Als de opstelling van het gebouw het toelaat, is de keuze voor mede-eigendom van een collectieve ketel ter vervanging van individuele ketels vaak zuiniger en veiliger. Bovendien maakt deze optie het gebruik van hernieuwbare energie mogelijk, zoals thermische zonnepanelen, warmtekrachtkoppeling of zelfs een warmtepomp.
6. Een belangrijke omwenteling voor schoorsteenkanalen
In flatgebouwen met individuele ketels per appartement is het niet altijd mogelijk om één of meerdere atmosferische ketel(s) - van het type B1 bijvoorbeeld - te vervangen door een condensatieketel. In het algemeen zijn de originele schoorsteenkanalen niet altijd aangepast aan deze overgang.
Deze zijn doorgaans samengesteld uit niet-waterdichte metselwerkelementen. De temperatuur van de rookgassen van condensatieketels is laag. De waterdamp kan bijgevolg in de rookgassen condenseren in deze oude niet-geïsoleerde kanalen. Dit houdt wel het risico in dat afvloeiend water in de kanalen kan ontstaan (lekken, waterschade, etc.).
Daarnaast zijn condensatieketels voorzien van een ventilator om het lucht-gasmengsel in de brander goed te kunnen regelen. Hun gassen worden daarom onder druk afgevoerd, in tegenstelling tot die van B1-ketels met natuurlijke trek die bijna op atmosferische druk werken. Oude metselwerkkanalen zijn niet luchtdicht en lekkages van verbrandingsproducten kunnen de lucht in woningen vervuilen door terugstroming. Het is standaard verboden om ketels van verschillende regimes op één collectief kanaal aan te sluiten.
In de praktijk heeft een condensatieketel een speciale schoorsteen nodig die bestaat uit twee kanalen: het ene wordt gebruikt om frisse lucht aan te voeren en het andere om rook af te voeren. Als een condensatieketel wordt aangesloten op een kanaal dat niet aan deze eisen voldoet, zal de ketel niet goed functioneren en zal het rendement lager zijn.
Kanalen van het type Shunt hebben onder andere geen opstelling die aan deze criteria voldoet. Deze kanalen werden geïnstalleerd tussen 1955 en 1975 in appartementsgebouwen. Dit zijn collectieve kanalen die uitkomen in een enkel verzamelkanaal. Dit zorgt voor de gemeenschappelijke afvoer van verbrandingsproducten uit individuele ketels van verschillende verdiepingen.
7. Ingenieuze oplossingen voor de afvoer van gassen
De meest radicale oplossing is het vervangen van het rookgasafvoerkanaal in appartementsgebouwen. Dit wordt echter vaak aan de kant geschoven vanwege de kosten en het werk dat het oplevert (duur, overlast, etc.).
Tegenwoordig zijn er bedrijven die zich kunnen aanpassen aan bestaande schoorstenen en compatibele oplossingen kunnen implementeren voor elk gebouw, ook voor kanalen van het type Shunt.
Hun eigenschappen garanderen een uitstekend niveau van veiligheid (weerstand tegen brand en condensatie), dichtheid (ten opzichte van woningen en gemeenschappelijke ruimtes) en duurzaamheid (kwaliteitsmaterialen, etc.).
Bij het renoveren van een schoorsteen is de meest gangbare en goedkoopste techniek gebaseerd op de CLV. In de praktijk is dit een systeem dat de toevoer van verse lucht en de afvoer van rook combineert. De afvoer wordt uitgevoerd via de binnenbuis. De aanvoer van verse lucht vindt plaats via de ruimte tussen binnen- en buitenbuis.
Dit gesloten systeem is eenvoudig te installeren, compact en veilig, waardoor het risico van giftige dampen in woonruimtes wordt vermeden. In werkelijkheid zijn er toestellen die een nieuwe schoorsteen van het type CLV inbrengen in een oud kanaal of een vuilstortkoker. Dit voorkomt dure en onnodige ombouwwerkzaamheden.
Er bestaan verschillende CLV-toestellen die beantwoorden aan de specifieke opstelling van het verzamelgebouw (soorten ketels aanwezig, ouderdom van het gebouw, etc.). In oude(re) appartementsgebouwen is het mogelijk om de bestaande CLV-installatie aan te passen door een nieuw gemeenschappelijk rookgasafvoerkanaal toe te voegen dat voldoet aan de eisen van condensatieketels. Het materiaal om dit te realiseren is bij uitstek roestvrij staal. Het is inderdaad perfect bestand tegen gassen van condensatieketels, waardoor het ongetwijfeld de meest duurzame oplossing is.
Als het bestaande collectieve schoorsteenkanaal een afwijking bevat - wat vrij zeldzaam is - dan zal er een voering worden gebruikt. Concreet wordt een flexibele voering in het rookgasafvoerkanaal gebracht. De schoorsteen wordt vervolgens gevuld met stoom zodat de voering de perfecte vorm van het kanaal kan aannemen en zich aan al haar onregelmatigheden kan aanpassen, zoals een bakvorm. Eenmaal deze voering op maat verhard is, is ze perfect dicht zowel voor water als voor gassen. Naast de relatief eenvoudige installatie is deze voering geschikt voor schoorstenen van alle formaten. Bovendien is de levensduur van deze voering een van de langste. Deze oplossing vereist echter een bijzonder hoog budget. Daarom wordt het in eerste instantie niet overwogen.
8. Bespaar tijd en geld door advies te vragen
Hoe efficiënt de installatie ook is, toch moet ze voldoen aan de EPB-vereisten die erop van toepassing zijn, evenals aan de normen van Europese regelgeving. Dit vereist de implementatie van concrete acties, in het bijzonder:
- De verplichting om een nieuwe condensatieketel of een aangepaste condensatie-installatie te laten controleren vooraleer deze voor de eerste keer in gang wordt gezet;
- De verplichting om gasinstallaties elke 2 jaar te onderhouden;
- De verplichting om een verwarmingsaudit uit te voeren voor installaties die ouder zijn dan 5 jaar.
De keuze voor een condensatieketel vraagt soms om renovatiewerken in het hele appartementsgebouw. Dit zowel om technische, milieu- als veiligheidsredenen. Alvorens met dure werken te beginnen, is het aanbevolen dat de syndicus een grondige analyse maakt van de staat van het gebouw om de meest geschikte oplossing te beoordelen vanuit een technisch en economisch oogpunt.
In deze context kan het verstandig zijn om een expert in te schakelen zoals ImmoPass, de eerste onafhankelijke Belgische organisatie in de technische controle van vastgoed. De technische audit van ImmoPass is een voorlopige en volledige studie van het gebouw, vergelijkbaar met de diagnose van een huisarts. Dit maakt het mogelijk om een conformiteitsbeoordeling van het bestaande ketelsysteem op te stellen. Indien blijkt dat de huidige installatie niet aan de norm voldoet, zal een gespecialiseerde audit nodig zijn. Deze audit zal worden uitgevoerd rekening houdend met het budget.
Het partnerschap tussen ImmoPass en Poujoulat zorgt ervoor dat ImmoPass kan genieten van de professionaliteit van zijn Diagno-Pro-tool: een audit van de installaties die gekoppeld is aan een nauwkeurige offerte van de werken die nodig zijn om de overgang naar ketels van de nieuwe generatie te optimaliseren. In Vlaanderen kan ook een energiecertificaat van de gemeenschappelijke delen van het gebouw worden aangeleverd.